Wanneer er voor een gemeenschappelijke resultaatindicator een streefdoel wordt vastgesteld, moeten er twee prestatiewaarden worden gerapporteerd (zoals reeds het geval was in de programmeringsperiode 2014-2020): de ene toont het resultaat dat is bereikt door de deelnemers die worden gerapporteerd onder de outputindicator waaraan de gemeenschappelijke resultaatindicator is gekoppeld; de andere toont het resultaat dat is bereikt door alle deelnemers voor de specifieke doelstelling (per regiocategorie). Het streefdoel voor de gemeenschappelijke resultaatindicator hoeft dus niet te worden gekoppeld aan het totale aantal deelnemers, maar kan worden gekoppeld aan om het even welke outputindicator (overeenkomstig de interventielogica). Bijvoorbeeld: als het streefdoel voor de gemeenschappelijke resultaatindicator "deelnemers die na de deelname een kwalificatie behalen " gekoppeld is aan de gemeenschappelijke outputindicator "minderheden ", dan moeten er twee waarden worden gerapporteerd: één die verwijst naar deelnemers uit minderheden die een kwalificatie hebben behaald, en één die verwijst naar het totale aantal deelnemers die een kwalificatie hebben behaald op het niveau van de specifieke doelstelling (per regiocategorie). Om een dergelijke koppeling aan te geven, bevat tabel 3 van het programmasjabloon (resultaatindicatoren) in SFC2021 het veld "Outputindicator die als basis voor het bepalen van het streefdoel is gebruikt ", waar de outputindicatoren die voor de specifieke doelstellingen zijn vastgelegd, verschijnen en kunnen worden geselecteerd. Een outputindicator kan dus pas als basis voor een resultaatindicator worden geselecteerd als deze eerst is ingegeven in tabel 2 van het programmasjabloon (outputindicatoren) voor dezelfde prioriteit, specifieke doelstelling en regiocategorie en voor hetzelfde fonds.
Answer